Tijd van de farao's 

De Egyptenaren zagen de farao als hun koning. Het woord farao betekent letterlijk "het Grote Huis". De farao was de belangrijkste en machtigste persoon van heel Egypte. Om het koninklijke bloed te houden trouwde de farao vaak met zijn zuster of halfzuster.

De farao was altijd een man. Dat moest ook want zij waren de God op aarde. De farao koos meestal zijn oudste zoon als zijn opvolger. De zoon werd dan voorgesteld aan het Hof. Als zijn vader stierf moest hij voor de begrafenis zorgen. Zo kon iedereen dan zien dat hij de nieuwe farao was.

Op de afbeelding zie je een Egyptische maatschappij waar de farao aan de top stond. Daarna kwamen de hoge priesters en edelen, gevolgd door de ambtenaren en generaals. Daaronder kwamen kooplui, ambachtslieden en soldaten. Daarna kwam een grote groep. Deze bestond uit het gewone volk de arbeiders en boeren. Maar de alle grootste groep vormde de slaven.

De farao moest krachtig optreden, intelligent zijn en hard werken. Als de farao niet krachtig optrad, zouden de ambtenaren minder hard werken en zich om laten kopen.